MET NETWERKPSYCHIATRIE DE CLIËNT IN DE REGIE

‘Door de cliënt zelf geformuleerde doelen realiseren’

  • 8 min.
  • behandeling
  • Beroepsuitoefening

Psychiaters Eva Leeman en Tom van Mierlo houden zich al jaren bezig met netwerkpsychiatrie, een aanpak die is ontwikkeld voor de behandeling en herstel van mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen (EPA). Netwerkpsychiatrie is ook geschikt voor mensen met minder complexe problematiek. Daarnaast kan werken met het netwerk rond de patiënt een rol spelen in de preventieve zorg voor psychiatrisch patiënten.

EPA-patiënten ondervinden vaak beperkingen in hun sociaal en maatschappelijk functioneren en hebben grote behoefte aan gecoördineerde zorg en hulp, dichtbij huis. ‘In de praktijk zijn die zorg en hulp gefragmenteerd over diverse organisaties, waarbij de mogelijkheden en behoeften van de cliënt en de rol die zijn naaste omgeving daarbij zou kunnen spelen, onvoldoende in beeld zijn’, zegt Tom van Mierlo. In netwerkpsychiatrie staat de cliënt zelf centraal en werken naasten en zorgprofessionals samen om door de cliënt zelf geformuleerde doelen voor de korte en langere termijn te realiseren.
‘Deze aanpak kan ook worden toegepast bij kwetsbare mensen met minder ernstige klachten dan EPA-patiënten.’

Netwerkintake

Het startpunt van deze netwerkzorg is een zogenoemde herstelondersteunende netwerkintake, een gesprek dat bijvoorbeeld de praktijkondersteuner huisarts ggz (POH-GGZ) kan voeren. ‘In dat gesprek wordt methodisch in kaart gebracht welke beperkingen een patiënt ondervindt in zijn leven, maar ook wat hem zou kunnen helpen, wat hij niet kan en juist wél en welke problemen er spelen op allerlei vlakken’, legt Eva Leeman uit. Van Mierlo geeft als voorbeeld een leerkracht die zich bij de huisarts meldt nadat ze met depressieve klachten thuis is komen te zitten. ‘Uit haar intake komt bijvoorbeeld naar voren dat ze graag weer zou willen werken, dat ze meer aandacht wil kunnen geven aan haar kinderen, dat ze uit de schuldsanering wil en dat ze veel steun heeft aan haar buurvrouw, met wie ze een cursus mindfulness volgt.’ 
Op basis van de inzichten die de netwerkintake oplevert over de hulpvraag en de omgeving van de cliënt, wordt vervolgens een zogeheten resourcegroep om hem of haar heen gebouwd. ‘Daarin zitten alle mensen die belangrijk zijn voor de cliënt en die kunnen helpen bij het realiseren van de hersteldoelen die de cliënt voor zichzelf heeft geformuleerd’, zegt Van Mierlo. ‘Bij die leerkracht komen dan bijvoorbeeld samen in de resourcegroep de buurvrouw, de behandelend arts voor haar depressieve klachten, een familielid, een verpleegkundige van het wijkteam en een vertegenwoordiger van schuldsanering.’

Regieondersteuner

Hoe vaak zo’n resourcegroep bijeenkomt, hangt af van de behoeften van de cliënt, die daarover zelf de regie voert. In de praktijk is het niet altijd even eenvoudig om de groep bij elkaar te krijgen en heeft de cliënt de hulp nodig van een regieondersteuner, zegt Van Mierlo. ‘Dat zal vaak een verpleegkundige zijn, die als copiloot van de resourcegroep samen met de cliënt ervoor zorgt dat alle groepsleden bij elkaar komen, dat er een datum wordt geprikt, dat de zaken die zijn afgesproken ook daadwerkelijk gebeuren en die zo nodig af en toe wat mensen kan nabellen.’
E-healthtools, PGO’s (persoonlijke gezondheidsomgevingen) die gekoppeld zijn aan het elektronisch cliëntendossier van de cliënt, kunnen de logistiek vergemakkelijken, zegt Van Mierlo: ‘Het is nu al technisch mogelijk dat een cliënt zelf instelt wat hij in een beveiligde omgeving wil delen met mensen uit de resourcegroep. Met het ene groepslid zal hij bijvoorbeeld zijn volledige elektronisch cliëntendossier willen delen, maar met een ander lid alleen de agenda om afspraken mogelijk te maken.’
Leeman denkt dat de introductie van netwerkpsychiatrie in wijken kan bijdragen aan preventie van (ernstiger) psychische klachten bij kwetsbare groepen. Bijvoorbeeld bij jeugdige patiënten. ‘Als jongeren met psychische problemen volwassen worden, moeten ze op dit moment naar een andere hulpverlener, meestal bij een andere organisatie met andere financiering’, legt Leeman uit. ‘Die transitie heeft vaak een negatief effect op de verdere ontwikkeling van psychische klachten van de patiënt. Als de zorg voor die jonge patiënt van meet af aan zou zijn georganiseerd in een netwerk waarvan de patiënt zelf het centrum is, zou die transitie van jeugd naar volwassenen veel soepeler kunnen verlopen.
Het netwerk van de jongere blijft immers hetzelfde en wordt overgenomen door de volwassenenzorg, dat maakt de overgang naar volwassenenzorg minder groot – omdat de patiënt alleen met een nieuwe hulpverlener te maken heeft.’

Jongeren

Een ervaren knelpunt is dat patiënten soms niet willen dat hun netwerk betrokken wordt. Leeman herkent dit. Dat geldt bijvoorbeeld voor jongeren die hun ouders niet in de resourcegroep willen hebben. ‘Een jongen van zeventien zegt dan: “Ik wil mijn moeder er niet in.” Zowel hulpverlener als moeder vinden dat niet zo’n goed idee, maar als de patiënt dat echt niet wil dan is dat zo. Als hulpverlener kun je aangeven dat ze vanwege zijn jeugdige leeftijd wel belangrijk is in zijn leven, en dat ze haar af en toe kunnen spreken, maar dat ze niet in de groep komt omdat de keuze van de jongere leidend is. Juist bij jongeren merk je dan dat ze zich serieus genomen voelen. Dat stukje autonomie om dit zelf te kunnen bepalen, is ontzettend bevorderend voor hun verdere herstel.’

Infrastructuur

Het nieuwe zorgprestatiemodel leek problemen te gaan opleveren voor de financiering van netwerkpsychiatrie, omdat hierin alleen directe patiëntentijd wordt vergoed, maar die problemen zijn grotendeels opgelost. ‘Er is hard voor gestreden vanuit de netwerkzorg, maar ook bijvoorbeeld vanuit cliëntenorganisatie MIND, dat ook direct contact met naasten – dat kan familie zijn, maar ook een vriend of buurvrouw – wordt vergoed, ook als de patiënt er niet bij is, en dat is nu geregeld’, zegt Leeman. Van Mierlo maakt daarbij nog wel de kanttekening dat de financiering van zorgmedewerkers met een meer faciliterende rol nog niet is geregeld, zeker als de cliënt nog niet ingeschreven is. ‘Die zorgmedewerkers doen belangrijk werk bij het verbinden van allerlei betrokkenen als de situatie rondom een cliënt heel chaotisch is en bijvoorbeeld de resourcegroep niet meer functioneert.’
Van Mierlo en Leeman zijn optimistisch over de toekomst van de netwerkpsychiatrie. Ze verwachten dat de komende vijf á tien jaar een grote stap zal zijn gezet in het wijkgericht aanbod van geestelijke gezondheidszorg voor kwetsbare burgers. ‘Ik denk dat wijken deze groep kwetsbaren én hun netwerken steeds beter in beeld gaan krijgen’, zegt Leeman. Van Mierlo benadrukt de grote rol van resourcegroepen daarbij. ‘Dat is de kleinste organisatorische eenheid in het netwerk rondom een cliënt; welke zorgorganisatie in de wijk de ondersteuning van de cliënt daadwerkelijk oppakt is minder belangrijk.’ Vooralsnog is er nog veel werk te doen bij de opbouw van de infrastructuur die netwerkpsychiatrie mogelijk moet maken in de wijken via de POH-GGZ, de ggz en de medewerkers van sociale wijkteams, gemeenten, soms ook de wijkagent en andere regionale partners in de wijk. ‘Het kost tijd om die mensen te vinden, te leren kennen, de methodiek af te stemmen en dezelfde taal te leren spreken’, zegt Leeman.


Doorbraakproject Netwerkpsychiatrie ⁠

Na de verschijning van Netwerkpsychiatrie. Samenwerken aan herstel en gezondheid heeft een kerngroep van auteurs van dit handboek (onder wie ook Leeman en Van Mierlo) eind 2020 alle bestuurders van ggz-instellingen gevraagd of zij willen meewerken aan een project om netwerkpsychiatrie in verschillende regio’s in te voeren. Dat zou moeten gebeuren met de
‘doorbraakmethode’, waarbij verschillende zorginstellingen tijdelijk samenwerken om in korte tijd verbeteringen in de zorg door te voeren met behulp van bestaande kennis en best practices. Elf organisaties besloten de uitdaging aan te gaan om ervaring op te doen met deze werkwijze: Antes, GGZ Drenthe, GGzE, GGZ WNB, Fivoor, Leviaan, Lister, Parnassia Den Haag, Parnassia Noord-Holland, Reinier van Arkel en Vincent van Gogh. Het Doorbraakproject heeft een looptijd van twee jaar waarbij het de bedoeling is dat de deelnemers ook van elkaars ervaringen in de afzonderlijke pilots leren.
‘Iedere deelnemende organisatie heeft zijn eigen ontwikkelingsgang en speerpunten in zijn subregio, maar deelt zijn ervaringen in een landelijke projectgroep die geregeld bijeenkomt en ook workshops en symposia organiseert’, zegt Van Mierlo, die namens Reinier van Arkel lid is van de regiegroep van deze projectgroep. De andere partners in de regiegroep zijn Kenniscentrum Phrenos (directeur wetenschap Floortje Scheepers, tevens hoogleraar Innovatie in de ggz bij UMC Utrecht) en Erasmus MC (hoogleraar Openbare ggz Niels Mulder). ‘De belangrijkste zaken die we helder willen krijgen in het Doorbraakproject is hoe je het beste een herstelondersteunende netwerkintake kunt doen en hoe je op basis daarvan het beste een resourcegroep kunt opbouwen rondom een cliënt’, zegt Van Mierlo. ’Ook willen we weten welke ervaringen er zijn met het opbouwen van zulke netwerken op organisatieen regioniveau, om te leren hoe je duurzaam kunt samenwerken met zorgpartners.’


Netwerkpsychiatrie op microniveau betreft het directe netwerk rondom de cliënt; op mesoniveau gaat het om de inbedding van dat netwerk binnen de regio; met netwerkpsychiatrie op macroniveau worden landelijke afspraken bedoeld. Zie ook: https://phrenos.mett.nl/netwerkpsychiatrie.