HOOGLERAAR WIEPKE CAHN

‘Het is tijd voor leefstijl­geneeskunde, ook in de ggz’

  • 8 min.
  • Interview
  • Portret

Als voorzitter van de Taskforce Somatiek van de NVvP zet prof. dr. Wiepke Cahn zich in voor meer aandacht voor somatiek binnen de psychiatrie. ‘We kijken naar dezelfde problemen, met dezelfde oorzaken.’

‘Voor afschaffen scheiding psychiatrie en somatiek’, luidt de eerste zin van de twitterbio van Wiepke Cahn. Wie haar werkkamer binnenkomt, ziet een weegschaal staan. Op haar bureau ligt een bloeddrukmeter. Het zijn wat haar betreft onmisbare attributen voor de psychiater. ‘Ik had hier vroeger ook een onderzoekstafel, maar die wordt nu voor algemeen gebruik ingezet’, zegt ze.
Als voorzitter van de Taskforce Somatiek zet Cahn zich in voor meer aandacht voor somatiek binnen de psychiatrie. De Taskforce formuleert hiervoor landelijke aanbevelingen. Enkele leden waren betrokken bij de voorbereiding van het door de NVvP georganiseerde congres European Association of Psychosomatic Medicine (EAPM), dat plaatsvond van 19-22 juni in Rotterdam, met als thema ‘psychosomatiek en consultatieve psychiatrie’.

Waarom was dit wat u betreft een belangrijk congres?

Cahn: ‘De somatiek is nog echt een onderbelicht onderwerp in de psychiatrie, dus het is goed dat hier meer aandacht voor komt. Als wij als artsen en medisch specialisten meer met elkaar optrekken en minder die scheiding zien, dan kunnen we mogelijk achter de gemeenschappelijke oorzaken komen van het ontstaan van ziektes en kunnen we van elkaars behandelingen en expertise gebruikmaken, ook voor de diagnostiek.’

Welke boodschap hoopt u dat dit congres voor het voetlicht heeft gebracht?

‘Ten eerste hoe belangrijk het is om oog te hebben voor de somatiek en dat die scheiding tussen soma en psyche eigenlijk arbitrair is. En ten tweede, dat je alleen met elkaar als medisch specialisten de zorg optimaal kunt vormgeven en dat je het als psychiaters alleen niet redt.’

Eerder zei u momentum te zien voor het afschaffen van de scheiding tussen psychiatrie en somatiek. Waaruit blijkt dat?

‘Je ziet dat men in de zorg weer meer geneigd is om samen te werken en van elkaar te leren. Van superspecialisten gaan we weer meer richting een generalistische werkwijze. Er is meer integratie van zorg en netwerkzorg. Ook is de leefstijlgeneeskunde in opkomst. Je ziet een groeiend besef dat we in de somatiek en de psychiatrie eigenlijk kijken naar dezelfde problemen, met dezelfde oorzaken. En dat we ook behandelingen van elkaars vakgebied kunnen gebruiken om de patiëntenzorg te verbeteren.
Zo stond onlangs een artikel in NRC, dat ik medeondertekend heb: Diabeteszorg kan beter én jaarlijks miljarden goedkoper. Mensen met een psychiatrische aandoening hebben ook een verhoogd risico op diabetes. Het is daarom tijd voor leefstijlgeneeskunde, ook in de ggz.’

U bent hoofd onderzoek van het zorgprogramma Lijf & Leven, een samenwerking van het UMC Utrecht en Altrecht. Wat houdt dit in?

‘We weten dat patiënten met een psychiatrische aandoening, mede als gevolg van hun somatische problematiek, minder kwaliteit van leven hebben en dat hun levensverwachting tot wel twintig jaar is afgenomen. Het zorgprogramma onderzoekt wat de barrières zijn voor goede zorg – somatische en psychiatrische – en wat we hier als zorgverleners aan kunnen verbeteren. Onderdeel ervan is zorgvernieuwing. Zo hebben we “ééndagsdiagnostiek” voor mensen met zowel ernstige psychiatrische aandoeningen als somatische problematiek zoals diabetes, hart- en vaatziekten en obesitas.
Ook houdt het zorgprogramma zich bezig met leefstijlgeneeskunde. We kennen een aantal leefstijlinterventies waardoor mensen met psychiatrische aandoeningen zich niet alleen lichamelijk, maar ook psychisch beter gaan voelen. Als je mensen met een psychose in beweging zet en ze helpt om hierbij barrières te overkomen, leidt dat tot minder opnames en kunnen ze toe met minder medicatie. Het effect is ook zichtbaar in het brein.
In Nederland zijn meerdere onderzoeksgroepen bezig met onderzoek naar leefstijlinterventies. Belangrijk is ook om wat we al weten te implementeren. Helaas zijn enkele mooie projecten in ggz-instellingen, waarbij verpleegkundig specialisten en psychiaters somatische screening hadden opgezet voor mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen, ter ziele gegaan door problemen zoals personeelsverloop.’

Wat zijn de belangrijkste barrières die geslecht moeten worden om de tweedeling tussen psychiatrie en somatiek op te heffen?

‘Dat is vooral het financieringsstelsel. Nu hebben we twee financieringssystemen: de ggz-DBC en de DOT. Die gescheiden financiering is vreemd als je doel is om de kwaliteit van leven van mensen te verbeteren en ervoor te zorgen dat zij minder klachten hebben. Als ik nu bijvoorbeeld iemand met schizofrenie wil verwijzen naar fysiotherapie, wordt dat niet vergoed vanuit de DBC-ggz.’

Welke partijen zouden bij het integreren van somatische en psychiatrische zorg betrokken moeten worden?

‘Behalve de overheid en verzekeraars zijn dat de professionals binnen de Federatie Medisch Specialisten (FMS), maar ook de huisartsen en paramedici.
De zorg is nu erg aanbodgericht. We zouden veel meer gezamenlijk moeten onderzoeken hoe we de vraaggerichte zorg moeten opzetten. Daarvoor heb je de patiënten en hun families nodig.’

Hebt u als vicevoorzitter van de NVvP ook gemerkt dat er momentum is om de tweedeling psychiatrie en somatiek op te heffen?

‘Ja, want toen we een paar jaar geleden samengingen met de andere beroepsverenigingen in de FMS, hebben we gezegd dat we als medisch specialisten met elkaar willen samenwerken en dat dit belangrijk is voor de toekomst. Je ziet dat dit even tijd nodig heeft en dat je aan elkaar moet wennen. Het visiedocument Medisch Specialist 2025 van de FMS geeft een toekomstperspectief hoe we als beroepsbeoefenaars meer in een netwerk kunnen gaan samenwerken.’

Hoe kan een individuele psychiater bijdragen aan een verbetering van de somatische zorg voor patiënten die in de ggz worden behandeld?

‘Door allereerst de enquête van de Taskforce Somatiek in te vullen. Als Taskforce proberen we hierdoor meer awareness bij psychiaters zelf te creëren. Met de enquête inventariseren we ook in welke setting het belangrijk is dat psychiaters bepaalde kennis hebben en wat ze dan moeten kunnen. Duidelijk is dat psychiaters bij- en nascholing nodig hebben op het gebied van somatiek, zodat zij het samenspel tussen de psychische en lichamelijke klachten beter begrijpen. Vanuit de ouderenpsychiatrie is er al een jaarlijkse nascholing die hierover gaat. Dat is erg goed.’

Wat kunnen psychiaters in hun spreekkamers al doen?

‘Belangrijk is dat ze alle informatie hebben die nodig is voor goede diagnostiek. Dus ook over alle somatische problematiek en behandelingen. Bekend moet zijn waar iemand verder nog in behandeling is en welke medicatie diegene gebruikt voor andere aandoeningen. Je ziet dat het in de ggz soms al erg lastig is om die informatie boven tafel te krijgen, want er is niet één dossier voor de psychiatrie en de rest van de geneeskunde.
Verder moet je als psychiater de faciliteiten hebben om zelf lichamelijk onderzoek te doen. Belangrijk is ook een goede samenwerking met huisartsen en andere medisch specialisten.’

Wat vond u de hoogtepunten in uw periode als vicevoorzitter in het NVvP-bestuur?

‘Ik vind dat we als vereniging transparanter en professioneler zijn geworden. Er wordt opener gecommuniceerd naar de leden. Zo zijn er regelmatig nieuwsberichten en updates over alle politieke gesprekken die gevoerd zijn. Het kiezen van bestuursleden is ook democratischer geworden. Waar ik ook blij mee ben, is dat de discussie over de ROM op gang is gekomen en dat die opnieuw wordt bekeken.
Ook is het goed dat er zorgstandaarden en generieke modules zijn gekomen voor de professionals in de ggz, zodat we net zoiets hebben als de NHG-standaard voor huisartsen. Wel ben ik bezorgd over wat andere partijen, zoals de zorgverzekeraars, hiermee doen.’

Was het hoofdlijnenakkoord ggz ook een hoogtepunt?

‘Nee, maar slecht was het ook niet. Het was voornamelijk voor de politiek belangrijk en niet zo zeer voor ons als psychiaters.’

Wat is u als bestuurder in de overleggen opgevallen?

‘Dat GGZ Nederland en de zorgverzekeraars een heel dominante rol spelen in het politieke debat rondom de ggz. En dat we eigenlijk als professionals zo weinig in de melk te brokkelen hebben. Daarom heb ik een advies aan het volgende bestuur: zorg dat je met andere professionals, zoals de psychologen en verpleegkundigen, één vuist maakt. En let op dat de inhoud altijd voorop staat. Te vaak is nu geld leidend.
Vanwege de transities in de Jeugdzorg en ggz-zorg is het belangrijk om duidelijk te communiceren richting de politiek dat de continuïteit van zorg gewaarborgd moet zijn. Als je iemand niet goed kent, kun je moeilijker inschatten wat diegene nodig heeft om te voorkomen dat klachten verergeren, of dat iemand serieus verslechtert.’


Somatische complicaties bij antipsychoticagebruik

Het artikel Preventie en behandeling van somatische complicaties bij antipsychoticagebruik van prof. dr. Wiepke Cahn en collega’s uit 2008 is nog steeds de standaard waar psychiaters en opleidingen veel gebruik van maken en naar verwijzen. Inmiddels zijn er volgens Cahn nieuwe inzichten die een update van het artikel nodig maken. ‘Binnen de Taskforce Somatiek gaan we die verder uitwerken. Omdat eigenlijk alle psychofarmaca somatische complicaties kunnen geven, moeten we het misschien breder trekken. Verder hoeft er waarschijnlijk minder frequent gescreend te worden. Voorlopig kan het artikel nog even als leidraad fungeren, want de basisgedachte ervan is goed.’


In de online enquête van de Taskforce Somatiek wordt aan NVvP-leden gevraagd hoe zij aankijken tegen somatiek en welke somatische problemen zij als psychiaters zelf diagnosticeren en behandelen. De enquête kan worden ingevuld op: www.enqueteviainternet.nl/Ledenpeiling_Somatiek.


Prof. dr. Wiepke Cahn is sinds juli 2016 hoogleraar Lichamelijke gezondheid bij psychiatrische aandoeningen aan het UMC Utrecht. Ze is ook hoofd onderzoek van het zorgprogramma Lijf & Leven, een samenwerking tussen het UMC Utrecht en Altrecht. Ze studeerde geneeskunde aan de UvA en werd tot psychiater opgeleid in Londen en het UMC Utrecht. In 2003 promoveerde ze op Brainmorphology on the early course of schizophrenia. Van 2000-2012 was Cahn medisch hoofd van de Zorglijn psychotische stoornissen. Van 2013-2018 was ze vicevoorzitter van de NVvP en in die periode ook bestuurslid Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGZ.