Vertrouwen en openheid versus openbaarheid

  • 3 min.
  • Column
Portretfoto (kleur) Paul de Beurs

In dit bizarre coronatijdperk wordt weer eens duidelijk hoe kwetsbaar het begrip ‘vertrouwen’ is. Vanaf het begin van de crisis kreeg de premier met zijn aanpak het vertrouwen van het grootste deel van de bevolking. Ook de deskundigen onder leiding van het RIVM kregen ons vertrouwen, al verschenen er gaandeweg steeds meer oproepen tot grotere transparantie en openheid van zaken.

Ook in de ggz is vertrouwen een belangrijk thema; tussen patiënt en zorgverlener in de individuele behandeling én tussen ‘de ggz’ en ‘de buitenwereld’ op maatschappelijk niveau. Als psychiater en voormalig extern adviseur bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) werkte ik mee aan het meerjarenbeleidsplan 2016-2019 getiteld Gezond Vertrouwen, waarin de inspectie het begrip vertrouwen verder heeft geoperationaliseerd.
Uit de literatuur over vertrouwen blijken drie aspecten van belang: intentie, gedrag en competentie. Intentie staat voor het Engelse begrip trust: is er vertrouwen in de organisatie of de persoon en in zijn of haar bedoelingen? Met ander woorden: ‘Can I trust you?’; ben je te vertrouwen of heb je kwalijke bedoelingen? Hierbij spelen eerdere ervaringen met een organisatie of persoon een grote rol, met ruimte en aandacht voor zowel feiten als gevoel.
Het tweede aspect is het gedrag. Een van de belangrijke zaken om vertrouwen te krijgen en te behouden is dat een organisatie of iemand ‘zegt wat zij doet maar vooral doet wat zij zegt’. Vaak wordt er van alles beloofd of afgesproken maar gebeurt het gewoonweg niet. Ook hier spelen eerdere concrete ervaringen een grote rol, die een plek moeten krijgen alvorens de patiënt of de samenleving weer vertrouwen krijgt.
Het derde aspect, competentie, staat voor het Engelse begrip confidence. Is er vertrouwen op de vaardigheden en kennis van een organisatie of persoon? Het is belangrijk dat er een helder beeld is van het daadwerkelijk vermogen van een organisatie of iemand om zijn taak uit te voeren.

Hoe zit dat nu met het vertrouwen van de maatschappij in de ggz?
Het beeld – en dat is niet altijd hetzelfde als het oordeel – dat ik kreeg ten tijde van mijn werkzaamheden voor de IGJ en bij het Zorginstituut Nederland was dat er geen probleem leek te zijn op het trust-niveau.
Naar mijn idee had niemand het gevoel dat de ggz in zijn geheel, of individuele behandelaars, kwalijke bedoelingen hadden.

Het probleem zat meer in het beeld op het gedrags- en het confidence-niveau. De discussies over ROM, de invoering van de Wet verplichte ggz en de wachtlijstproblematiek zijn voorbeelden waarbij de ‘buitenwereld’ zich zorgen maakt over de ggz op het ‘gedragsniveau’.
Ondanks de verdubbeling van het budget van de ggz bleef het beeld bestaan dat dit onvoldoende was om de toezeggingen te realiseren. Met de invoering van de DSM-5 en de daarop volgende kritiek uit eigen kring over de validiteit daarvan, werd het beeld geschapen van een sector die het niet eens kon worden over de basis van de diagnostiek als start van de behandeling. Een zorg dus over confidence.

Wat zou de ggz hieraan kunnen doen? Een groot misverstand is de gedachte dat vertrouwen alleen kan ontstaan bij volkomen transparantie. Niets is minder waar; vertrouwen en vertrouwelijkheid zijn aan elkaar gekoppeld. Vertrouwen heeft altijd ‘geheimen’, kent een zekere beslotenheid en heeft het aspect van ‘niet weten’, wat vertrouwelijkheid impliceert.
Willen we als ggz weer het vertrouwen krijgen van de buitenwereld op de drie niveaus dan zullen we eerst gezamenlijk in onze eigen beslotenheid, ‘binnenskamers’, de discussies moeten voeren over bijvoorbeeld kwaliteit en de DSM-problematiek. Er is echter geen enkel medisch specialisme dat zo in de openbaarheid zijn inhoudelijke verschillen laat zien als de ggz. Daarmee ontstaat het beeld van een sector die onderling verdeeld is over de essenties van het vak en dat helpt niet om het vertrouwen van de buitenwereld (terug) te krijgen.

Vertrouwen krijgt men dus niet door volstrekte openbaarheid, maar door openheid. Open zijn over je intenties, laten zien dat je ook echt nakomt wat je belooft, en open zijn over je kennis en vaardigheden – ook de beperkingen ervan.

Tot slot is van belang dat vertrouwen ook wederkerigheid vereist. Bij werken aan het herstel van vertrouwen is er altijd een opdracht aan beide partijen. It takes two to tango, maar laten we wel bij onszelf beginnen