INTERVIEW NVvP-ERELID PROF. DR. AART SCHENE

‘Ik ben niet zo’n borstklopper’

  • 7 min.
  • Portret

Prof. dr. Aart Schene is in februari benoemd tot erelid van de NVvP. Hij ontving deze uitzonderlijke onderscheiding omdat hij zich zijn hele carrière heeft ingezet voor kwaliteitsverbetering van zorg aan psychiatrisch patiënten. Hij zette zich daarnaast ruim twintig jaar bijzonder actief in als lid en voorzitter van diverse commissies, zowel binnen als buiten de vereniging.

Portretfoto (kleur) Aart van Schene

Een interview met professor Schene is keuzes maken: waar begin je? Hij heeft zoveel gedaan voor de psychiatrie en bekleedde ook nog eens tal van maatschappelijke functies. Zijn cv puilt uit. Hij zegt het zelf: ‘Ik kan er úren over praten.’ Hij is zo iemand bij wie er constant nieuwe ideeën opkomen. In een vakgebied als de psychiatrie – een min of meer onontgonnen terrein toen hij in de jaren negentig begon als psychiater – vielen die vaak in vruchtbare bodem. Mede dankzij hem kwam er bijvoorbeeld een einde aan de schrijnende taferelen onder dak- en thuislozen, die destijds in grote aantallen onder Hoog Catharijne in Utrecht en achter Amsterdam CS ‘leefden’.
Hij werd door de gemeente Amsterdam benaderd om mee te denken, want hij en zijn collega’s ‘waren zo maatschappelijk geëngageerd’. Dat verzoek resulteerde in avonden met de burgemeester, vertegenwoordigers van de politie en thuiszorgorganisaties. ‘Wij keken naar de specifieke problemen waarmee de daklozen in de vier grote steden toen kampten en we zorgden ervoor dat deze mensen uit de volstrekt belabberde en mensonterende situatie werden gehaald.’ Binnen drie, vier jaar was de problematiek van deze groep mensen daar opgelost. Schene bracht hier kennis over de aard en omvang van de psychiatrische ziektebeelden in deze populaties in, implementeerde actieve bemoeizorg en stimuleerde samenwerking tussen psychiatrie, sociale instanties, politekst tie en burgers. Ook vroeg hij aandacht voor verslaving, verstandelijke beperking en lichamelijke aandoeningen. Dit deed Schene overigens buiten zijn universitair werk in het AMC om. Wel schreef hij er met anderen nog een wetenschappelijk boek over. Zo barst zijn carrière van de initiatieven binnen en net buiten de psychiatrie. Onmogelijk om in één interview te stoppen.
Schene heeft zijn functie van afdelingshoofd Psychiatrie onlangs als gevolg van een ernstige ziekte moeten neerleggen. Zijn hoogleraarschap wordt gecontinueerd.

Waarom heeft u destijds voor psychiatrie gekozen?

‘Ik heb een heel brede belangstelling en die kon ik uitstekend kwijt in de psychiatrie. Het vak heeft me m’n hele leven gefascineerd: voor elke patiënt heb je verschillende gezichtspunten nodig, want letterlijk elke patiënt is anders. Het is steeds weer een uitdaging om die punten te integreren. Dat het vak interessant is gebleven, komt ook omdat ik altijd heb gefunctioneerd in een prikkelende academische omgeving. Daar heb ik patiëntenzorg steeds gecombineerd met wetenschappelijk onderzoek en met het opleiden van jonge psychiaters. Die afwisseling heb ik altijd heerlijk gevonden. Het is een voorrecht onderzoek te mogen doen, dat levert nieuwe contacten en nieuwe inzichten op. Dat is de academische psychiater maar gegeven.’

Er moest toen u begon nog veel gebeuren in de psychiatrie. Waar begon u?

‘De psychiatrie liep destijds inderdaad flink achter op de somatische geneeskunde. Er was grote behoefte aan goed doordachte vernieuwingen, met andere woorden: aan een grondige verwetenschappelijking van de psychiatrie. Tijdens mijn opleiding schrok ik behoorlijk; er was nog zoveel onduidelijk over de ziektebeelden! Ik was ervan overtuigd dat er internationaal veel meer bekend was dan werd toegepast. Daarom ging ik aan de slag met evidencebased zorg, richtlijnen en later ook programmaontwikkeling. Wereldwijd waren er natuurlijk tal van behandelingen bekend, en we hebben toen voor het eerst per ziektebeeld systematisch geïnventariseerd wat werkzaam is. Vervolgens heb ik – uiteraard samen met anderen – uitgedokterd hoe de bijpassende zorgprogramma’s er organisatorisch uit moesten zien, en hoe deze moesten worden geïmplementeerd.’

In die tijd werden veel patiënten klinisch opgenomen. Dat heeft u ook doorbroken.

‘Ik onderzocht of je opnames zou kunnen vervangen door deeltijdbehandeling. Dat laatste gebeurde toen, in de jaren negentig, nauwelijks. Wij dachten dat deeltijd beter was. We hebben opnames via gerandomiseerd onderzoek met deeltijdbehandeling vergeleken en vonden nauwelijks verschillen. Voor mij toonde dat de noodzaak aan om de aard en inhoud van de behandelingen te verbeteren. We zijn vervolgens begonnen om per ziektebeeld een programma te protocolleren en hulpverleners op te leiden die gespecialiseerd waren in een specifieke aandoening. Daarop kwam later kritiek, want men vond dat je niet te veel moest specialiseren en daarmee was het klassieke medisch dilemma ‘generalist’ versus ‘specialist’ ook binnen de psychiatrie geagendeerd. Ik heb getracht het werken met op basis van ziektebeeld omschreven doelgroepen zoveel mogelijk te stimuleren. En evidence-based behandelingen voor die doelgroepen te protocolleren en samen te brengen in zorgprogramma’s.’

Bent u daar trots op, dat u deze verwetenschappelijking van de psychiatrie heeft bewerkstelligd?

‘Trots… Ik ben er de man niet naar om mezelf op de borst te kloppen. Ik vond het vooral ontzettend leuk om te doen en te onderzoeken. Waar ik wel trots op ben is het Europees researchnetwerk dat ik heb opgezet toen ik net psychiater was, begin jaren negentig. Goed wetenschappelijk onderzoek stond in de psychiatrie nog in de kinderschoenen, dus zijn we gaan uitdokteren hoe je dat methodologisch moest aanpakken. Daarover hebben we in 1994 een congres georganiseerd in Amsterdam. Dat was belangrijk voor Europa en voor Nederland. Twee jaar later organiseerden we in Rotterdam een wereldcongres over psychiatrische rehabilitatie, destijds een hot topic in Nederland. We hadden toen de Riagg’s en de ziekenhuizen, met daartussen een gapend gat. Dat congres bracht heel veel internationale kennis over rehabilitatie naar ons land en resulteerde weer in andere congressen wereldwijd. Daar ben ik wel trots op.’

Uit zijn zorgprogramma’s vloeiden richtlijnen en standaarden voort die door de gehele psychiatrie werden omarmd. Schene schreef boeken – zelf noemt hij ze ‘boekjes’ – over stemmingsstoornissen, behandelingen, protocollen, et cetera. Zijn twee dikke boekwerken over depressie zijn standaard studieboeken geworden. Hij lacht: ‘Daarmee werd depressie van een relatief simpel ziektebeeld in korte tijd een ingewikkeld vakgebied, maar wel overzichtelijk gerangschikt.’ Hij raakte al vroeg gefascineerd door depressies, omdat ze vaak voorkomen en vaak samenhangen met somatische aandoeningen. ‘Somatische modellen en behandelingen integreren met psychiatrische om mensen beter te kunnen maken: fascinerend vond ik dat. ’

Begrijpt u dat u benoemd bent tot erelid?

‘Internationaal scoren wij heel hoog met onze Nederlandse psychiatrie, ook al zijn we gebonden aan zaken als financiering en marktwerking. We mogen trots zijn op onze psychiatrische kennis en behandelingen, met onze richtlijnen, standaarden en modules. We hebben een echte voorbeeldfunctie. Ik vind het moeilijk om mijn eigen rol daarin te bepalen. Sinds ik benoemd ben tot erelid, zeg ik ook wel tegen anderen dat ik best veel heb gedaan en betekend voor de academische wereld. Ik heb mijn intellect in een academische omgeving kunnen ontwikkelen en maatschappelijk relevant kunnen maken.’


Nevenfuncties

Gedurende zijn loopbaan bekleedde Aart Schene tal van functies, zowel binnen als buiten de NVvP. Een kleine greep hier uit.

  • Voorzitter kwaliteitsraad Akwa Alliantie Kwaliteit in de GGZ, 2018 - 2021
  • Vicevoorzitter Raad van Toezicht GGNet, 2014 - 2021
  • Lid Commissie Heroriëntatie universitair gezondheidsonderzoek, Gezondheidsraad, 2014-2016
  • Voorzitter kwaliteitsraad Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGZ, 2013-2018
  • Lid Raad Kwaliteit Orde Medisch Specialisten, 2013-2015
  • Board European Network for Mental Health Service Evaluation (EnMESH), 1993-2018
  • Voorzitter commissie Kwaliteitszorg Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, 2009-2015
  • Lid begeleidingscommissie Evaluatie Slachtofferhulp, 2008-2010
  • Voorzitter werkgroep Verzekeringsgeneeskundige Protocollen, Gezondheidsraad, 2006-2007
  • Lid plenaire Visitatie Commissie Psychiatrie, 2006-2013
  • Lid commissie Medisch handelen bij ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid, Gezondheidsraad, 2005-2008
  • Lid commissie Eerstelijnsgezondheidszorg Gezondheidsraad, 2003-2005
  • Lid wetenschappelijke Commissie Nationaal Fonds Geestelijke Volksgezondheid, 2003-2004
  • Lid Academic Council of the Academy of Mental Health Reforms, 2002-2008
  • Lid Commissie Hulp bij levensbeëindiging, KNMG, 2000-2004
  • Lid wetenschappelijke commissie Depressiestichting, 2000-2005
  • Lid werkgroep Multidisciplinaire Richtlijn Stemmingsstoornissen Trimbos/CBO, 2000-2004
  • Lid adviescommissie Zelfbinding in de psychiatrie, 1999-2002
  • Lid bestuur Nationaal Fonds Geestelijke Volksgezondheid, 1999-2006
  • Lid commissie Zorg voor niet-opgenomen acute psychiatrische patiënten, Gezondheidsraad, 1998-2003
  • Lid werkgroep Geestelijke Gezondheidszorg, Zorg Onderzoek Nederland (ZonMw), 1997-2001
  • Voorzitter commissie Zorgplannen in de Geestelijke Gezondheidszorg, 1997-1999
  • Voorzitter landelijke Stuurgroep Zorgprogrammering in de GGZ, 1997-2005
  • Board World Association for Psychosocial Rehabilitation, 1996-2003
  • Lid Expert CommitteeVolksgezondheid Toekomstverkenningen, 1995-1997
  • Lid commissie Zorgconsulent, Nationale Raad voor deVolksgezondheid, 1995-1997
  • Lid commissie Thuisloosheid en psychische stoornissen, Nationale Raad voor de Volksgezondheid, 1992-1993
  • Lid Kerncommissie Geestelijke Gezondheidszorg, Nationale Raad voor de Volksgezondheid, 1992-1995

Prof. dr. Aart Schene werkte vanaf 1994 twintig jaar als hoogleraar in het AMC in Amsterdam en vanaf 2014 als hoogleraar/afdelingshoofd Psychiatrie in het Radboudumc in Nijmegen. Het erelidmaatschap werd hem gegeven voor zijn werk zowel binnen als buiten de vereniging.