ZELFONTHULLING IN DE PRAKTIJK: VIER ERVARINGSVERHALEN

‘Ervaringsdeskundigheid kan juist een kracht zijn’

  • 9 min.
  • Beroepsuitoefening

Psychiaters zijn zelf – uiteraard – ook mensen en kunnen dus ook bepaalde kwetsbaarheden of psychische aandoeningen hebben. Twee psychiaters, een aios en een arts-promovendus vertellen waarom ze daar wel of niet open over zijn naar patiënten en collega’s. ‘Als ik tegen een patiënt zeg:
“Ik begrijp hoe je je voelt”, ís dat ook echt zo.’

‘Je wilt niet projecteren’

Kinder- en jeugdpsychiater Ingrid Vermaat

Na de geboorte van haar zoon kreeg Ingrid Vermaat een postpartum depressie. ‘Ik sliep nauwelijks, was overdag hyperalert en voelde me somber en angstig. Ik werd niet psychotisch, maar was daar wel bang voor.’ Omdat ze maar één uur per nacht sliep, nam ze een tijdje benzodiazepines. ‘Ik ervaarde toen zelf wat patiënten vaak zeggen: je merkt na twee weken dat het niet meer werkt, maar durft er ook niet mee te stoppen, want je slaapt al niet mét.’
Een vrijgevestigd psychiater schreef haar ook het antidepressivum mirtazapine voor, in een heel lage dosering. ‘Hij had wel verteld dat een bijwerking toegenomen eetlust kan zijn, maar dat was ik eigenlijk alweer vergeten, tot ik merkte hoe heftig dit was.’ Zelf schrijft ze kinderen soms antipsychotica voor, met dezelfde bijwerking. ‘Daar neem ik nu mijn eigen ervaring in mee. Die eetlust is een hele klus om te moeten onderdrukken, zeker voor kinderen. Tegen collega’s zeg ik dat ik weet dat ze dat echt niet moeten onderschatten.’
Tegenover haar collega’s besloot Vermaat open te zijn, ook om het gemakkelijker voor ze te maken erover te beginnen. ‘Dat had wel grenzen: ik vertelde niet wat mijn schuldgedachten waren. Wel mocht iedereen weten waarom ik nog niet terug was van verlof.’ Dat ze een vaste baan heeft en ervan kon uitgaan dat het iets eenmaligs was, maakte dit gemakkelijker, realiseert ze zich. ‘Het is echt anders voor iemand die nog in opleiding is en last heeft van recidiverende depressie.’
Met ouders heeft Vermaat niet over haar eigen ervaringen gesproken. ‘De stelregel is dat je alleen aan self disclosure doet, wanneer je inschat dat het voor de patiënt of diens ouders écht iets bijdraagt. Dat idee heb ik nooit gehad.’ Daarbij speelt volgens haar zeker mee dat ze kinder- en jeugdpsychiater is. Wel zegt ze soms tegen ouders waarvan ze merkt dat zij er moeite mee hebben om hun kind klinisch te laten opnemen, dat ze zelf ook moeder is. ‘Dat is dan functioneel. Maar ik zou nooit zeggen dat mijn kind ook is opgenomen, als dat zo zou zijn.’ 
Bij een jongen op haar afdeling meende ze een depressie te zien. ‘Ik herkende een aantal
dingen die hij zei en in zijn uitspraken en manier van doen. Maar bij kinderen ziet dat er anders uit en is het lastiger te herkennen. Ik heb dit besproken met de sociotherapeuten op de groep, omdat ik het wilde toetsen. Je wilt natuurlijk niet projecteren.’


‘Ik kom in gesprekken nu veel sneller tot de kern’

Psychiater Bernd Nijs

‘Al meer dan tien jaar zeg ik tegen cliënten: “Ik kan op twee manieren met je meedenken: als dokter en vanuit ervaringsperspectief”,’ zegt Bernd Nijs. Hij is psychiater bij een VIP-team (Vroege Interventie Psychose, red.) en heeft zelf ervaring met angstklachten, depressie en een bipolaire stoornis. Toen hij besloot tot openheid, heeft hij eerst het team op de hoogte gebracht. ‘Ik gaf aan dat ze het vooral moesten laten weten, als ze er iets negatiefs over zouden horen, of zouden denken: dit is niet oké. Maar de negatieve dingen waar ik vooraf bang voor was, zijn nooit gebeurd.’ Collega’s laten zich erdoor inspireren en cliënten en familieleden reageren vaak heel enthousiast, merkt hij. ‘Jongeren vragen soms expliciet om een gesprek over hoe ik heb leren omgaan met mijn eigen kwetsbaarheid.’
Nijs heeft nooit meegemaakt dat iemand boos werd, of onbegrip toonde. ‘Een heel enkele keer reageert iemand afhoudend. Maar vaker zijn mensen opvallend dankbaar. Ouders barsten soms in huilen uit en zeggen dat ze zich door mijn openheid veel meer gekend voelen. Je merkt dan hoe hoog de drempel voor mensen is om met hun verhaal te komen.’ Sinds hij gekozen heeft voor openheid, komt hij in gesprekken sneller tot de kern, merkt hij. ‘Eerder duurde het vaak een half uur voordat er verdieping kwam en ik door allerlei lagen heen was. Nu gebeurt dat meestal al binnen vijf minuten. Er is veel sneller een vertrouwensband, waardoor cliënten over de brug komen met wat er werkelijk speelt.’ Dat heeft volgens hem te maken met een bepaalde gelijkwaardigheid. ‘Mijn rol is natuurlijk anders, maar cliënten merken dat ik weet hoe het is als je geest het spoor kwijt is.’
Nijs ziet eigenlijk alleen maar voordelen, maar realiseert zich dat er valkuilen zijn. ‘Je moet stilstaan bij de vraag: hoe houd ik het goed begrensd? Want het moet gaan om hún probleem.’ Sinds kort neemt hij deel aan een intervisiegroep voor psychiaters die werken met eigen ervaring. ‘Dat heb ik altijd erg gemist, want ik had bijna geen sparringpartners.’
In zijn opleidingstijd werd zelfonthulling nog gezien als onprofessioneel. Hoewel er de laatste jaren meer openheid is, vindt hij het taboe nog altijd groot. ‘Collega’s geven soms aan dat ze hun psychische klachten ook in hun werk willen integreren, maar dit niet durven. Dat is doodzonde, want je kunt mensen daarmee echt helpen.’


‘Veel arts-assistenten durven niet open te zijn’

Aios Nienke Bos

‘Voordat je überhaupt kunt nadenken over zelfonthulling richting patiënten, moet je je eerst veilig genoeg voelen binnen je eigen organisatie om open te zijn over je psychische kwetsbaarheid’, zegt aios Nienke Bos. Ze kreeg tijdens haar opleiding een psychiatrische ziekte waardoor ze enkele keren uitviel. Inmiddels is ze dankzij behandeling al geruime tijd stabiel en is ze bijna klaar met haar opleiding. Ze vertelt patiënten in principe niets over haar eigen ervaringen. ‘Wel weet ik daardoor beter wat ik ze moet vragen. En als ik zeg: “Dat kan ik me voorstellen”, of: “Dat snap ik”, dan méén ik dat en is dat ook doorleefd.’ Ze denkt dat patiënten dat wel merken. Iets herkennen kan echter ook lastig zijn. ‘Toen iemand vertelde over een ernstige depressie, moest ik moeite doen mijn tranen te bedwingen. Je wil professioneel blijven overkomen en niet de indruk wekken dat je het niet aankunt.’
Bos weet nog niet in hoeverre ze haar eigen ervaringen met patiënten gaat delen als ze eenmaal psychiater is en zou daar graag meer begeleiding in willen. In een intervisiegroep (zie kader op pagina 15) met andere arts-assistenten met een psychische aandoening bespreekt ze veel, maar ze zou het goed vinden als hier in de opleiding of tijdens intervisie meer aandacht voor zou zijn. Ze kan zich voorstellen dat ze een patiënt die moeite heeft met medicatie ooit vertelt dat zijzelf ook medicijnen nodig heeft. ‘Dan is dat in het belang van de patiënt. Maar zover ben ik nog niet. Ik ben nu nog te onzeker over mijn eigen ziekte.’
Als art-assistent open zijn over psychische problemen is volgens haar lastig, vanwege de afhankelijke positie. ‘Als ik een nieuwe stage in ga, denk ik: op welk moment vertel ik mijn supervisor meer? Mensen moeten niet onderschatten hoe spannend dat is. Je vraagt je af: zit het mijn carrièrekansen niet in de weg? Of zullen ze bij alles wat ik doe denken: dat is omdat ze die stoornis heeft?’ Hoewel je zou verwachten dat er binnen de psychiatrie minder stigma is dan elders, valt dat volgens Bos tegen. ‘Veel arts-assistenten durven hierover nog steeds niet open te zijn, weet ik.’ Ze vindt het daarom belangrijk dat de NVvP probeert een cultuur van openheid te creëren. Bijvoorbeeld door te laten zien dat er ook mensen worden aangenomen met een psychiatrische aandoening.


‘Ik wil straks mijn ervaringsdeskundigheid inbrengen’

Promovendus Han Wijkstra

Tijdens zijn promotieonderzoek kreeg Han Wijkstra een ernstige vitale depressie met psychotische klachten. Hij moest worden opgenomen en kreeg antipsychotica. Inmiddels gaat het al geruime tijd goed. Hij is bezig met de afronding van zijn proefschrift en werkt als arts in een ggz-kliniek. Hij hoopt daar zijn eigen ervaringsdeskundigheid te gaan inzetten, maar deelt zijn ervaringen nu nog niet met patiënten. ‘Het is nog wat te vers en komt te dichtbij om over mezelf te praten richting patiënten. Ik merk wel dat ik meer empathie heb richting patiënten en het makkelijker vind om me in te leven dan voor mijn psychose. Ik denk dat ze dat kunnen merken aan mijn vragen en gevoelsreflecties.’ Hij wil in opleiding tot psychiater en denkt dat hij op termijn wel iets over zijn eigen ervaringen zou durven vertellen. ‘Maar dat moet altijd ten behoeve van de patiënt zijn; het moet dan niet om mij draaien.’ Hij denkt dat hij dit vooral zou doen bij patiënten die wanhopig zijn. ‘Misschien kan het dan helpend zijn om te zeggen dat de situatie niet uitzichtloos is en dat ik zelf ook een zware periode heb doorgemaakt.’ Ook als iemand geen medicijnen wil bij een urgente situatie zoals een psychose, zou hij wellicht iets over zichzelf vertellen.
Wijkstra heeft onderzoek gedaan naar burn-out, depressie en angst onder geneeskundestudenten en burn-outklachten bij coassistenten. Hoe bespreekbaar psychische problemen zijn, verschilt sterk per specialisme, merkte hij. Zo is de psychiatrie hierin opener dan bijvoorbeeld de chirurgie. Hij ziet dat ervaringsdeskundigheid steeds meer aandacht krijgt in de psychiatrie en zou het goed vinden als de NVvP benadrukt dat ervaringsdeskundigheid van psychiaters ook juist een kracht kan zijn. ‘Het zou mooi zijn als daarvoor een certificaat kwam, zoals mensen verkrijgen in de opleiding tot ervaringsdeskundige. Dat zou de waardering ervoor uitdrukken.’


Het inzetten van eigen ervaringen door psychiaters is een actueel onderwerp. Menno Oosterhoffs boek Vals alarm uit 2017 over leven met een dwangstoornis, heeft het belang van dit onderwerp een impuls gegeven. De Psychiater gaat in deze editie uitgebreid in op dit onderwerp. Eigen ervaringen naar aanleiding van mijn optreden bij Zomergasten vorige zomer hangen hier ook mee samen. Nadat ik op tv vertelde over mijn jeugd en suïcidegedachten, zijn meerdere collega’s naar me toe gekomen. Collega’s die hun ervaring inzetten, en collega’s die ermee worstelen. Omwille van de worstelingen van velen van hen is ervoor gekozen anonieme interviews te plaatsen, met gefingeerde namen. Dit was een redactionele voorwaarde, zodat geïnterviewden zich vrij en veilig voelden. Niet iedereen wil zijn eigen ervaringen breed bekend maken, en dat is ook niet nodig. Het is mooi te zien dat er vele initiatieven ontplooid worden, zoals intervisiebijeenkomsten en bijscholingen. En ook onderzoeksinitiatieven. Door eigen ervaringen systematisch te analyseren hopen we toekomstige collega’s beter te adviseren. Tot slot, ideeën voor vervolgartikelen over dit onderwerp zijn welkom en worden door de redactie zeker op prijs gesteld.

Robert Vermeieren, hoofdredacteur De Psychiater