Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg heeft de navolgende beslissing gegeven inzake het hoger beroep van:
A.,
B. echtgenote, beiden wonende te C., appellanten, klagers in eerste aanleg, hierna te noemen: klagers,
advocaat: mr. D.,
tegen
L., psychiater, wonende te M., praktiserende te F., verweerder in eerste aanleg en in hoger beroep, hierna te noemen: de arts,
advocaat: mr. N..
1. Verloop van de procedure
Klagers hebben op 8 maart 1998 (ingekomen op 10 maart 1998) bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen (onder meer) de arts een klacht ingediend. Bij beslissing van 12 april1999 (nr. 9853b) heeft dat College de klacht als ongegrond afgewezen. Klagers zijn bij ongedateerd beroepschrift (ingekomen op 21 mei 1999), van die beslissing in hoger beroep gekomen. De arts heeft op 30 augustus 1999 een verweers