Duivelse dilemma’s

  • 1 min.
  • Column
Portretfoto (kleur) Niels Mulder

Momenteel kennen we veel schaarste, denk aan: woningen, personeel en beschikbare zorg. Voor de ggz is dat niet anders. Waar schaarste heerst, zijn keuzes lastig: wie helpen we eerst, wie later, en door wie? Tegen wie zeggen we ‘nee’ en waarom?

Wachtlijsten zijn inmiddels een bijna niet meer weg te denken fenomeen. Talloze oplossingen, inclusief doorzettingsmacht voor de minister, zijn bedacht, maar hebben weinig resultaat opgeleverd. Wachtlijsten blijken een duizendkoppig monster. Toch zijn er instellingen met geen of korte wachtlijsten. De vraag dringt zich op: is er wel echt schaarste aan ggz of doen we de verkeerde
dingen?

Deze vragen zijn meer dan ooit actueel bij het maken van het integraal zorgakkoord (IZA) deze zomer. Een belangrijk akkoord waarin alle relevante partijen in Nederland, inclusief de NVvP, samen proberen om de koers van de gezondheidszorg voor de komende jaren te bepalen. Een paar beelden, kort door de bocht, over de organisatie van de ggz die daarbij over tafel gaan: de huisarts verwijst voor hulp bij lichte mentale problemen relatief vaak naar de praktijkondersteuner huisarts (POH). De POH’s lopen vol, kunnen de iets ingewikkelder zorg niet aan en verwijzen door naar de ggz. Daar is een toename geweest van het aanbod voor enkelvoudige problematiek en is een tekort ontstaan voor mensen met complexe problemen. Stelling: er is niet alleen een schaarste-vraagstuk, maar bepaalde groepen worden relatief vaak kind van de rekening. Eens?

Deelnemen aan de opzet van zo’n akkoord vraagt om actie en bezinning tegelijk. Kloppen de beelden met de realiteit? Lichtere mentale problemen alleen nog maar met e-health behandelen? Of neem het punt van de verplichtstelling van diensten: de NVvP acht dit ongewenst, maar partijen in het veld vinden dit nodig om de dienstbelasting beter te verdelen. Deze zaken vragen om doorbraken op onderwerpen zoals voorgesteld in het IZA: inzetten op meer preventie, digitale hulp waar kan, betere triagering, regionale samenwerking voor betere zorg en om wachtlijsten te verminderen, meer professionele autonomie en minder bureaucratie om het werkplezier te vergroten.

De praktijk is vaak weerbarstig. Toch hoop ik dat we met het IZA meer toekomen aan de kern van ons vak – leveren van goede patiëntenzorg met plezier – terwijl we tegelijkertijd onze schaarse tijd goed verdelen, zowaar een duivels dilemma.