Arne Popma: ‘Ik heb u tijdens een bijeenkomst een ervaring uit uw eigen jeugd horen vertellen. Ik vond dat heel moedig. Wilt u daar iets over zeggen, en wat dat betekend heeft voor uw kijk op mentale problemen bij jongeren?’
Maarten van Ooijen: ‘Mooi dat u dat zo vraagt. Het raakt ons allemaal. Toen ik op de middelbare school zat, pleegde een oudklasgenoot van mij zelfmoord. Een schokkende gebeurtenis. Je blijft je afvragen: “Wat is er allemaal door hem heen gegaan, wat had ik moeten doen?” Het verschrikkelijke is dat er daarna nog iemand op onze school zelfmoord pleegde. Dat heeft toen veel in gang gezet, er kwamen gesprekken met de leerlingen en de ouders. Mijn vader vroeg me of ik ook wel eens gedacht had aan zelfmoord. Hoewel ik die gedachte nooit had gehad, voelde het als erkenning dat hij bereid was om mij te horen, ook als het minder goed met me zou gaan. Ik heb toen echt ervaren hoe belangrijk school en thuis zijn, en de verbinding tussen die twee. Ik heb later ook in Utrecht gezien dat je in scholen echt een verschil kunnen maken.’
‘Dat moet een indringende ervaring zijn geweest. Mooi hoe u dit meeneemt in uw huidige rol. U was wethouder in Utrecht toen u gevraagd werd of u deel wilde uitmaken van dit kabinet. Hoe hebt u dat aan uw vrouw verteld? Wat was uw motivatie?’
‘Ik wil heel graag knokken voor betere zorg, vanuit betrokkenheid bij de mensen die zorg nodig hebben. En dat ik dat niet wil doen vanuit een helikopterview, maar door naast kinderen en jongeren te zitten en hun perspectief te vertalen naar het niveau van de politiek. Voor mij ligt deze baan in het verlengde van mijn werk als wethouder. Ook daar was ik als politiek bestuurder verantwoordelijk voor het beleid, weliswaar binnen de stadsgrenzen. Daarvoor was ik organisatieadviseur. Dan sta je buiten de situatie, je brengt advies uit en je moet alles weer loslaten. Daar was ik niet zo goed in. Ik voel mij in deze rol meer thuis.’
Maarten van Ooijen:Ik wil het perspectief van kinderen en jongeren vertalen naar politiek