HOOGLERAAR ARNE POPMA IN GESPREK MET STAATSSECRETARIS MAARTEN VAN OOIJEN

‘Het is echt onacceptabel dat kinderen soms tussen wal en schip vallen door discussies tussen gemeenten’

  • 6 min.
  • Beleid

Toen prof. dr. Arne Popma voorzitter werd van de sectie Kinder- en jeugdpsychiatrie van de NVvP, kreeg hij bij het ministerie van VWS het advies om ‘niet op elkaars stoel te gaan zitten’. Dit interview met staatssecretaris Maarten van Ooijen van VWS is de omkering van dit advies. Popma nodigt de staatssecretaris expliciet uit om af en toe van perspectief te wisselen.

Portretfoto (kleur)  MAARTEN VAN OOIJEN
Beeld: Martijn Beekman

Arne Popma: ‘Ik heb u tijdens een bijeenkomst een ervaring uit uw eigen jeugd horen vertellen. Ik vond dat heel moedig. Wilt u daar iets over zeggen, en wat dat betekend heeft voor uw kijk op mentale problemen bij jongeren?’

Maarten van Ooijen: ‘Mooi dat u dat zo vraagt. Het raakt ons allemaal. Toen ik op de middelbare school zat, pleegde een oudklasgenoot van mij zelfmoord. Een schokkende gebeurtenis. Je blijft je afvragen: “Wat is er allemaal door hem heen gegaan, wat had ik moeten doen?” Het verschrikkelijke is dat er daarna nog iemand op onze school zelfmoord pleegde. Dat heeft toen veel in gang gezet, er kwamen gesprekken met de leerlingen en de ouders. Mijn vader vroeg me of ik ook wel eens gedacht had aan zelfmoord. Hoewel ik die gedachte nooit had gehad, voelde het als erkenning dat hij bereid was om mij te horen, ook als het minder goed met me zou gaan. Ik heb toen echt ervaren hoe belangrijk school en thuis zijn, en de verbinding tussen die twee. Ik heb later ook in Utrecht gezien dat je in scholen echt een verschil kunnen maken.’

‘Dat moet een indringende ervaring zijn geweest. Mooi hoe u dit meeneemt in uw huidige rol. U was wethouder in Utrecht toen u gevraagd werd of u deel wilde uitmaken van dit kabinet. Hoe hebt u dat aan uw vrouw verteld? Wat was uw motivatie?’

‘Ik wil heel graag knokken voor betere zorg, vanuit betrokkenheid bij de mensen die zorg nodig hebben. En dat ik dat niet wil doen vanuit een helikopterview, maar door naast kinderen en jongeren te zitten en hun perspectief te vertalen naar het niveau van de politiek. Voor mij ligt deze baan in het verlengde van mijn werk als wethouder. Ook daar was ik als politiek bestuurder verantwoordelijk voor het beleid, weliswaar binnen de stadsgrenzen. Daarvoor was ik organisatieadviseur. Dan sta je buiten de situatie, je brengt advies uit en je moet alles weer loslaten. Daar was ik niet zo goed in. Ik voel mij in deze rol meer thuis.’

Maarten van Ooijen:

Ik wil het perspectief van kinderen en jongeren vertalen naar politiek

‘U steekt liever zelf de handen uit de mouwen, ik zie daarin wel een overeenkomst met ons vak. Zijn er vanuit uw ervaring als wethouder dingen die u meeneemt naar uw huidige functie?’

‘Naast positieve dingen, zoals de impact van scholen, zag ik dat kinderen soms tussen wal en schip vallen door discussies tussen gemeenten. Dat is echt onacceptabel. En ik zag het belang om de professional, zoals de kinder- en jeugdpsychiater, de ruimte te geven om hun vak uit te oefenen, in plaats van dat je als lokale overheid gaat bepalen hoe ze langs welke hordes moeten. Dus ik kwam hier naar Den Haag niet zonder meer als ambassadeur van de gemeenten.’

‘Wij ervaren als kinderpsychiaters dat we te weinig ruimte krijgen. Krijgt u in uw functie wel de ruimte om te doen wat u nodig vindt?’

‘Dat is een mooie spiegel. De ruimte die je als bestuurder hebt, wordt door veel zaken bepaald: de verhoudingen in de Tweede Kamer die de wil van de kiezer weerspiegelen, het coalitieakkoord en natuurlijk de partners in het veld: de gemeenten, de financiers, de belangenbehartigers, et cetera. De ruimte die je krijgt, hangt af van het gesprek met je counterparts. De ruimte wordt ook bepaald door de geschiedenis. Als je met elkaar de beweging hebt gemaakt van goed naar beter, dan ontstaat er vertrouwen en heb je meer ruimte. Als we eerlijk zijn, is zo’n situatie van vertrouwen er nu nog niet. Het is een complexe situatie waarin veel polarisatie bestaat. Daardoor is de ruimte om nieuwe dingen voor te stellen kleiner dan ik zou willen.’

Maarten van Ooijen:

Ik ben jullie partner als we een stap kunnen zetten richting beschikkingsvrij indiceren door psychiaters

‘Nou, dan ga ik nu dus met permissie even op uw stoel zitten, en aan u de keuze of u als staatssecretaris reageert, of als kinderpsychiater. In uw plaats zou ik kinderpsychiaters en een aantal andere professionals de rol geven om zelf te triageren en beschikkingsvrij te indiceren of er zorg nodig is. Maar ik zou daarbij expliciet de voorwaarde meegeven dat ze ook de gatekeepers van het systeem zijn. Ze moeten dus ook kiezen welke problemen niet in de jeugdzorg worden opgelost.’

‘Als kinderpsychiater zou mij dit als muziek in de oren klinken. En als staatssecretaris kan ik hier ook best ver in meegaan. Maar op twee punten is mijn ruimte beperkt. Ten eerste hebben de gemeenten binnen het huidige gedecentraliseerde systeem een cruciale rol als het gaat om beschikkingsvrij handelen. Op dat punt had ik als wethouder, binnen de stadsgrenzen, meer ruimte dan als staatssecretaris. Een tweede complicatie is dat je bij financiering altijd bepaalde zekerheden moet inbouwen, los van de vraag wie de financier is. En ik vraag me af of dit model voldoende zekerheden biedt voor de financier. Maar inhoudelijk kan ik best ver in deze gedachte meegaan. Ik vind dat wij binnen de Hervormingsagenda Jeugd moeten nadenken of we een stap deze kant op kunnen zetten. In de huidige situatie zijn we daar heel ver vandaan, daar moet je soms wel door vijf poortjes lopen voordat je aan de beurt bent. Als we een serieuze beweging de goede kant op kunnen maken, dan ben ik jullie partner. Maar dan moeten we hierin samen optrekken. Het is aan jullie om dit op verschillende plekken te agenderen.’

‘Ik ga nog een keer op uw stoel zitten, die zit best prettig! Stel, we gaan zorgen dat jongeren tot 27 jaar zorg blijven ontvangen totdat hulpverlening, wonen, onderwijs en sociaal netwerk op orde zijn. En aan de achterkant gaan we oplossen wat de zorgverzekeraar en wat de VNG betaalt. Dat geldt voor elke jongere in Nederland, dus rechtsgelijkheid staat voorop.’ 

‘Wow. Als wenkend perspectief vind ik dit heel mooi, is het bijna ideaal. Het probleem dat ik wel zie, is dat hier de financieringsvragen heel dominant zijn. Want als je dit op systeemniveau wilt regelen, zul je bijna direct met elkaar moeten bepalen wie dan de budgettering op zich neemt. Maar dat je op al die leefgebieden stappen moet zetten voordat je een kind loslaat, zodat er echt een duurzame verandering is in plaats van een incidentele verandering, ja, dat deel ik zeer. Iedereen is ervan doordrongen dat jeugdigen met complexe problematiek de mogelijkheid moeten krijgen om zich optimaal te ontwikkelen. Daar maken we ons sterk voor. En dat doen we zowel landelijk, bijvoorbeeld door een wetswijziging die de pleegzorg verlengt tot 21 jaar, als kleinschaliger en regionaal zoals in de proeftuinen van het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming. Daarnaast werk ik aan een wetsvoorstel waarmee gemeenten verplicht worden om bepaalde specialistische vormen van zorg regionaal in te kopen zodat zorg beter aansluit bij de vraag.’

‘Hartelijk dank voor dit gesprek en uw inzet. Zullen we elkaar scherp houden en stimuleren om de ruimte te pakken die wij ieder in onze rol kunnen pakken om toe te werken naar betere zorg voor alle kinderen en jongeren met mentale problemen in Nederland?’

‘Afgesproken!’


De Jeugdwet en beschikkingsvrij indiceren

Gemeenten zijn sinds 2015 verantwoordelijk voor jeugdzorg, inclusief de jeugd-ggz. Gemeenten hebben beleidsvrijheid en regelen de financiering op hun eigen manier. De doorverwijzing naar jeugd-ggz door huisartsen, jeugdartsen en specialisten is gegarandeerd in de Jeugdwet. Om een zorgtraject bekostigd te krijgen, moet bij aanvang een beschikking gevraagd worden aan de gemeente waar het kind is ingeschreven. Voor sommige niet specialistische zorgvormen, bijvoorbeeld door de wijkteams, hoeft dit niet; dit heet dan beschikkingsvrij. Gemeenten proberen door regels te stellen aan het toekennen van beschikkingen de zorg te reguleren.