CLAIRE GILLAN OVER DATAWETENSCHAP EN COMPUTATIONELE PSYCHIATRIE

‘Online onderzoeksmethoden zijn een totale gamechanger’

  • 5 min.
  • keynote speaker
  • Portret

Digitale onderzoeksmethoden maken het verzamelen van heel veel data gemakkelijker. De analyse daarvan kan nieuwe beslistools voor de psychiatrie opleveren. Onderzoeker dr. Claire Gillan geeft hierover op het Voorjaarscongres de keynote lezing A digital revolution for psychiatry research.

Portretfoto (kleur) Claire Gillan
Dr. Claire M. Gillan studeerde psychologie en promoveerde in 2012 in Cambridge op onderzoek naar de rol van gewoontes bij obsessieve-compulsieve stoornissen.Haar huidige onderzoek combineert neurowetenschappen, datawetenschap en klinische praktijk, zie: www.gillanlab.com.

‘Spreken van een “digitale revolutie” voor psychiatrie-onderzoek is misschien wat hyperbolisch. Dat doe ik natuurlijk ook om de aandacht van het publiek te trekken’, glimlacht de Ierse onderzoeker Claire Gillan via een videoverbinding vanuit Dublin. Ze is daar universitair hoofddocent en runt een lab bij het Institute of Neuroscience van het Trinity College. Ze is zeker ook oprecht enthousiast over de mogelijkheden van online onderzoeksmethoden. ‘We kunnen hiermee echt verder komen.’
Allereerst omdat deze methoden onderzoek met veel grotere groepen mogelijk maken. Zo volgt het lab van Gillan mensen gedurende cognitieve gedragstherapie. ‘De laatste keer dat ik dit type onderzoek deed met personen, ging het om slechts zeventien mensen. Maar met smartphone-based onderzoek hebben we in anderhalf jaar ruim vijfhonderd mensen kunnen volgen tijdens hun behandeling. Dat is dus een totale gamechanger.’
Onderzoek via smartphones maakt deelname gemakkelijker, toegankelijker en flexibeler. ‘Er kunnen mensen meedoen die niet in steden wonen, of die zulke ernstige symptomen hebben, dat ze het huis niet kunnen verlaten. Het vergroot dus ook de inclusiviteit en representativiteit’, zegt Gillan. Aan de onderzoeken doen zowel mensen met als zonder psychische klachten mee. Een nadeel van dit type onderzoek kan zijn dat proefpersonen met ernstige psychische klachten op grote afstand van de onderzoeker zijn. ‘Je kunt de deelnemers informatie geven over hulpverlening. Maar dit soort onderzoek is vaak anoniem. Je moet er als onderzoeker altijd bij stilstaan hoe je hiermee wilt omgaan.’

Algoritmes

Online onderzoeksmethoden kunnen volgens Gillan veel opleveren. ‘Mentale gezondheid is extreem complex. We weten dat tegenspoed vroeg in het leven het risico op psychische klachten vergroot. De rol van andere bepalende factoren is vaak klein. Dan helpt het kunnen analyseren van heel veel data.’ Onderzoek met smartphones maakt het mogelijk mensen te vragen naar de huidige spanningen in hun leven, hun dieet, lichaamsbeweging en andere relevante variabelen. Ook kunnen met spelletjes op de telefoon aspecten van hoe hun brein werkt gemeten worden. ‘Door het samenbrengen van al die informatie hopen we met datawetenschap vervolgens algoritmes te ontwikkelen die beslistools opleveren.’
Gillan verwacht dat deze computationele psychiatrie de klinische psychiatrie al binnen enkele jaren kan verbeteren. ‘In de mentale gezondheidszorg is het nu nog vaak trial and error bij het voorschrijven van medicatie of kiezen van de meest werkzame therapie. Het ontwikkelen van beslistools zorgt voor meer precisiegeneeskunde.’ Daarvan is al een bescheiden variant ontwikkeld, vertelt ze, die laat zien hoe groot de kans is dat een antidepressivum aanslaat. ‘Ook kleine stappen zijn al belangrijk bij een wereldwijd op zo’n grote schaal voorkomend probleem als depressie. De analyse van grote dataverzamelingen kan ook leiden tot meer gepersonaliseerde therapie. Bijvoorbeeld door het digitaal monitoren van mensen tijdens de eerste weken van hun therapie. Dan blijkt welke componenten ervan de meeste impact hebben voor welke groepen. Daarnaast heeft computationele psychiatrie volgens Gillan ook een meer theoretische kant. ‘Dan gaan het om wiskundige formules van hoe het brein problemen oplost en wat daarmee misgaat bij mentale problemen. Meer inzicht daarin kan leiden tot betere therapieën.’ In maart sluit ze een grote studie af waarvoor dan zo’n 900 mensen zijn gevolgd en volgt de analyse van alle gegevens.

Burgerwetenschappers

Haar lab ontwikkelde de Neureka-app (www.neureka.ie). De naam is een samentrekking van neuron en eureka. De app heeft wereldwijd al ruim tienduizend geregistreerde gebruikers. ‘Deze burgerwetenschappers dragen in hun vrije tijd bij aan onderzoek door cognitieve tests te doen waaruit duidelijk wordt hoe hun brein werkt en welke rol verschillende variabelen spelen in mentale gezondheid, breinveroudering en dementie’, aldus Gillan. ‘We kijken onder meer naar de invloed van dieet en stress op de subjectieve mentale gezondheid gedurende de week. De app vertelt mensen ook hoe ze hun brein gezond kunnen houden en echte wetenschap kunnen onderscheiden van fake news.’
Gillan onderzoekt ook dataverzamelingen via internetplatforms en sociale media als Twitter. Er loopt een studie onder duizend mensen die hebben gedeeld in welke perioden ze depressief waren en toestemming hebben gegeven voor het verzamelen en onderzoeken van hun tweets op taalgebruik. ‘We weten al dat mensen die depressief zijn vaker negatieve woorden en ontkenningen gebruiken en vaker de woorden “ik”, “mij” en “mijn” en minder vaak “wij” en “ons”. De data zijn rommelig, want niet iedereen twittert persoonlijke berichten en mensen zijn soms sarcastisch, of retweeten veel. Ook daarom zijn grote datasets nodig.’

Schadelijke gewoontes

Tijdens haar promotieonderzoek werkte Gillan twee jaar één dag per week met mensen met een obsessieve compulsieve stoornis (OCD). In 2020 ontving ze een startsubsidie van de European Research Council van 1,5 miljoen euro. Daarmee doet ze zowel neurowetenschappelijk onderzoek in individuen als smartphone-based onderzoek naar hoe mensen automatische gewoontes ontwikkelen en kunnen doorbreken.
Binnenkort start ze met onderzoek waarbij mensen met OCD-klachten met de Neureka-app meerdere malen per dag aangeven hoe ze zich psychisch voelen en hoeveel tijd ze bezig zijn met hun obsessies. ‘Beter begrijpen hoe dwangmatige patronen ontstaan, kan leiden tot nieuwe therapeutische toepassingen, live of via (anonieme) e-health. Met een eenvoudig spel op de telefoon laten we gebruikers ook nieuwe gewoontes trainen. Dat helpt ons te begrijpen hoe mensen schadelijke gewoontes kunnen afleren.’
Op de vraag of de opleiding of nascholing van psychiaters aandacht zou moeten besteden aan datawetenschap en computationele psychiatrie reageert ze voorzichtig. ‘Er is veel hype en belofte in dit onderzoeksveld en het moet eerst evidence-based zijn. Ik wil zeker niet vooruitlopen op zaken, of patiënten blootstellen aan dingen die nog niet bewezen zijn.’ Nieuwe tools zullen volgens Gillan nooit de plaats van clinici innemen. ‘Zo zijn ze slecht in het oppikken van allerlei voor de hand liggende contextuele details, zoals of iemand in scheiding ligt. Met een mens praten, om te horen over iemands unieke ervaringen, blijft altijd noodzakelijk.’ Het algoritme is geen vervanging, maar een extra, benadrukt ze. ‘Het zegt bijvoorbeeld dat de kans dat iemand profiteert van een bepaalde behandeling negentig procent is. Maar een behandelaar kan soms tóch vijf redenen bedenken waarom die behandeling niet past bij die persoon.’


Sessie uitgelicht

Kennis is macht: de bronnen van (non-)informatie over psychofarmaca

Edwin van Dellen, CWA-lid en psychiater UMC Utrecht

Portretfoto (kleur) Edwin van Dellen

‘Voor gezamenlijke besluitvorming in de ggz is het geven van betrouwbare informatie cruciaal. Ik ben erg benieuwd naar deze discussiegroep over het huidige aanbod aan informatie. Hoe kan ik mijn patiënten het beste begeleiden en adviseren in hun zoektocht? En waar moeten wij ons inspannen om de informatievoorziening te verbeteren?’