Regulering in Groot-Brittannië, België en Nederland vergeleken

Artsen laten zich niet de wet voorschrijven

  • 4 min.
  • Beroepsuitoefening
  • Regulering

De overheidsregulering voor het medisch beroep heeft, in combinatie met bezuinigingen in de gezondheidszorg, de afgelopen decennia veelvuldig op de politieke agenda gestaan. De vraag is steeds in hoeverre partijen als de overheid en zorgverzekeraars de medische beroepsuitoefening kunnen reguleren. Is er sprake van een niet in regels te vatten geneeskunst of is het mogelijk het medisch handelen te reguleren en dus te spreken van geneeskunde? Ruud van Herk onderzocht die vraag in het proefschrift Artsen onder druk.

Van Herk, verbonden aan het instituut Beleid en Management Gezondheidszorg van de Erasmus Universiteit, onderzocht de veranderende machtspositie van artsen in Nederland, België en Engeland over de afgelopen dertig jaar. Tot drie decennia terug genoot de medische professie een grote mate van autonomie. De professionele vrijheid werd als logisch beschouwd omdat leken weinig inzicht hadden in de prijs en kwaliteit van de gezondheidszorg.
In ruil voor een goed inkomen en bescherming tegen concurrentie, reguleerde het medisch beroep van oudsher zichzelf. Deze zelfregulering behelst onder andere het eigenhandig verzorgen van medische opleidingen en het uitoefenen van een bepalende invloed op het medisch tuchtrecht. Artsen beschikken hiermee over een grote diagnostische en therapeutische handelingsvrijheid, de zogenaamde klinische autonomie. &ellipsis;

Maak een gratis account aan en krijg toegang tot alle artikelen

Account aanmaken

Heeft u al een account?