Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg heeft de navolgende beslissing gegeven in de zaak van 1. A, Regionaal Inspecteur voor de Gezondheidszorg, en 2. B, Inspecteur voor de Gezondheidszorg voor Zuid-Holland, beiden wonende te D, appellanten, klagers in eerste aanleg, tegen C, psychiater, wonende te D, hierna te noemen: de arts, gemachtigde: E.
1. De loop van de procedure
Klagers zijn tijdig in hoger beroep gekomen van de beslissing van het College voor de beslissing in eerste aanleg van het Medisch Tuchtrecht te 's-Gravenhage van 10 april 1996. Bij die beslissing is de eerste klacht van klagers tegen de arts gedeeltelijk en de andere twee klachten geheel gegrond verklaard, en is aan de arts de maatregel van waarschuwing opgelegd met bevel tot bekendmaking in de Nederlandse Staatscourant, Medisch Contact en het &ellipsis;