DE INZET VAN EIGEN ERVARINGEN IN DE PRAKTIJK

‘De patiënt staat voorop’

  • 8 min.
  • Interview
  • Portret

Je eigen ervaring inzetten bij de behandeling van patiënten: er is nog geen beleid voor of visie op. GGz Breburg-bestuurder Ariëtte van Reekum en psychiater en ervaringsdeskundige Jeroen Kloet zijn er een duoblog over begonnen. Want de inzet van de eigen ervaring moet bespreekbaar worden vinden zij, en Kloet heeft er goede ervaringen mee. Belangrijk is daarbij wel dat de patiënt áltijd voorop blijft staan.

Helpt het om dit onderwerp via een duoblog onder de aandacht te brengen?

Kloet: ‘Ik dacht er al langer over na, hoe we de inzet van de eigen ervaringen breder bespreekbaar konden maken. En ik wist dat Ariëtte van Reekum openstaat voor dit onderwerp, we hadden het er weleens over gehad. Dus heb ik haar met dit idee benaderd.’
Van Reekum: ‘Ik vind het een onderwerp dat meer aandacht verdient. Iedereen heeft eigen ervaringen. Dat hoeft niet per se met een psychische ziekte te zijn, maar iedereen kent gevoelens van wanhoop, onmacht en verlies, of kent iemand in zijn of haar omgeving met een psychiatrische aandoening. Die ervaring kun je potentieel inzetten in je behandeling, mits je dat weloverwogen doet. Nog een heel belangrijk aspect vind ik dat hulpverleners in de ggz zo worden uitgenodigd om te praten over hun gevoel bij hun werk. Ons werk doet een groot appel op onze mentale spankracht; het is zo van belang om als psychiater zelf mentaal gezond te blijven. Het helpt wanneer eigen gevoelens en ervaringen bespreekbaar zijn. Je kunt het dus breed trekken. Het blog is een goed hulpmiddel: het verlaagt de drempel om onderling iets van je eigen kwetsbaarheid te laten zien.’
Kloet: ‘Als we van elkaar weten hoe we ons voelen, kunnen we daar rekening mee houden op het werk. Veel zaken zien we niet van elkaar. Toen ik bekendmaakte wat er met mij aan de hand is, werd er heel erg met mij meegedacht. Ik werd in de luwte gehouden. Als ik lange diensten moet draaien kom ik in de problemen, dus ik kan daar nu mijn rooster op aanpassen. Dat kan alléén als je vertelt wat er met je aan de hand is. Na mijn coming out kreeg ik zeker zeven andere hulpverleners over de vloer die over zichzelf wilden praten. Zij waren zoekende. Het helpt als er op het werk aandacht is voor dit soort problemen.’

U vertelt uw patiënten over uw eigen ervaringen. Hoe bent u daarmee begonnen?

Kloet: ‘Ik ben ermee begonnen toen mijn dochter geboren werd, vijf jaar geleden. Zo’n gebeurtenis maakt dat je heel erg gaat voelen. Voor mij was toen de maat vol: ik had jarenlang keihard gewerkt, veel diensten gedraaid en mezelf overschreeuwd. Ik was een echte dokter-dokter die alles wist. Dat gaf mij het gevoel dat er niets met mij aan de hand was. Maar dat was er wel: ik kampte met angststoornissen. Heel sporadisch vertelde ik daarover tijdens behandelingen. Een tijd heb ik het bij aanvang van gesprekken summier voorgelegd, maar dat doe ik nu niet meer standaard. Ik merkte dat dat kon afschrikken. Dan zag ik ouders denken: “Ben jij wel capabel om mijn kind te behandelen?” Nu laat ik het van het gesprek afhangen. Stel dat het past, dan breng ik het in. Dan zeg ik: “Ik ben dokter, maar ik heb ook dat stukje”.’
Van Reekum: ‘Tijdens mijn opleiding was het geen thema. In de klassieke arts-patiënt-relatie ga je als arts niet op de lotgenotenstoel zitten. Maar je kunt wel degelijk laten zien dat je zelf ook kwetsbaar bent. Als psychiater vinden wij dat de persoon als geheel belangrijk is, en dat alle aspecten van het leven onderdeel zijn van de psychische aandoening. Dat geldt voor de patiënt maar ook voor de psychiater. Dan mag je dat zelf ook uitdragen. Maar: de patiënt staat voorop; als je je eigen ervaring ter sprake brengt moet dat áltijd in dienst staan van de patiënt.’

Hoe zorg je er als professional voor dat je het op de goede manier doet, dat hetgeen je vertelt inderdaad in het belang van de patiënt is?

Kloet: ‘Als je contact hebt op hartniveau geeft dat verbinding. Op dat niveau is het makkelijker om mee te voelen met de patiënt en stel je een ander soort vragen. Je gaat als het ware naast iemand zitten en kijkt hoe je iemand kunt helpen. Dat voelt veel logischer, het is echt win-win, daar ben ik van overtuigd. Want het helpt mij om mijn werk beter te kunnen doen. Maar er schuilen gevaren in: deel je je ervaring echt oprecht om iemand te helpen, of schuilt er ook verborgen narcisme in? Wil je ego zich uiten en vertel je stiekem te veel over jezelf? Dat moet je bij jezelf leren herkennen. Door daar met elkaar over te praten, en met casuïstiek, kun je dat trainen. En als ik mezelf niet zo goed voel breng ik het niet ter sprake, want dan ben ik bang dat mijn eigen klachten te veel ruimte innemen. Dan gaat het meer over mij dan over de patiënt. Dat is me weleens overkomen; ik voelde dat toen vrij snel gebeuren. Het voelt immers wezenlijk anders als je iemand helpt met iets van jezelf, dan wanneer je het fijn vindt om over jezelf te praten.’
Van Reekum: ‘Daarom zijn we begonnen met het blog; we vinden dat er meer aandacht moet komen voor de juiste aanpak. We organiseren een keer per maand een bijeenkomst voor alle hulpverleners waar we praten over het inzetten van onze eigen ervaringen. We hopen op een olievlek en kruisbestuiving op de werkvloer. Er hoeven wat mij betreft geen harde richtlijnen uit voort te komen, maar het mag onderdeel zijn van de cultuur binnen een instelling.’

Wat doet het voor patiënten als u over uw eigen angststoornissen praat?

Kloet: ‘Bij een groep jongeren die een eerste psychose hebben gehad en die ik begeleid bij het team Vroeg Interventie Psychose (VIP) vertelde ik over mijn eigen ervaring. Ik zag bij een aantal jongeren letterlijk de schouders zakken en ze huilden van opluchting omdat ze zich eindelijk begrepen voelden. We hebben pas drie sessies gehad maar ze voelen zich gehoord en gezien, en de drempels om over hun problemen te praten zijn er lager door geworden. Het is krachtiger voor de groep nu ze weten dat ik écht weet waar ze het over hebben. Ik vraag overigens altijd wat de patiënt ervan vindt als ik iets over mezelf vertel dat zij kunnen herkennen. De vraag is natuurlijk of je altijd oprecht antwoord krijgt, maar vaak zijn patiënten ontroerd en emotioneel.’

En wat doet het met het stigma?

Van Reekum: ‘Als je laat zien dat je ondanks je psychiatrische kwetsbaarheid ook gewoon kunt werken als psychiater en carrière kunt maken, geeft dat perspectief. Je kunt letterlijk laten zien dat een psychische aandoening niet het einde van het leven is, ook niet wat betreft je carrière als psychiater. Het zelfstigma neemt hierdoor af. Psychiaters hebben overigens zelf óók last van zelfstigma, want het stigma van de patiënten slaat terug op de psychiater. Wij werken met mensen met psychische aandoeningen – en dat is een groot thema in de maatschappij – en wij raken ermee besmet. Onze zelftrots kan worden aangetast, we voelen ons soms een mindere arts dan andere specialisten. Terwijl dat natuurlijk onzin is, want wij dragen bij aan de sociale cohesie in de maatschappij.’
Kloet: ‘Het stigma kan verminderen ja. Doordat ik zo ben gaan werken werd ik me nog meer bewust van het enorme zelfstigma. Dat is ooit ontstaan uit de oordelen die je meent te zien om je heen; je voelt dat alle pijlen opeens op jou gericht zijn. Ik weet niet of dat bij lichamelijke kwetsbaarheid ook zo is, maar ik denk dat het daar een stuk minder is.’

Het is nog niet common sense , je eigen ervaringen delen. In de toekomst wel denken jullie?

Van Reekum: ‘Ervaringsdeskundigheid is tegenwoordig een opleiding, de inzet van ervaringskennis wordt in de psychiatrie steeds groter. We merken dat ook aan de reacties op onze blogs. Veel zorgverleners geven aan belangstelling te hebben voor de maandelijkse avond die we organiseren. Het is geen onderdeel van de opleiding tot psychiaters, dus we moeten het onszelf leren. Je ontkomt niet aan zelfreflectie in dit vak. Natuurlijk kan er ook weerstand zijn tegen het inzetten van eigen ervaringen bij een behandeling: men kan het überhaupt grensoverschrijdend vinden en niet professioneel. Of vinden dat je als dokter gezond moet zijn om je vak goed te kunnen beoefenen.’
Kloet: ‘Tijdens mijn opleiding heb ik genoeg mensen gesproken die vinden dat je dit werk niet kunt doen als je zelf iets onder de leden hebt. Maar gelukkig verandert dat beeld wel. Belangrijk blijft áltijd de afstand en de professionele houding. En dat kunnen we leren.’


 

Afbeelding (kleur) icoon reactie

Aanleiding van het duoblog was de oproep van Ariette van Reekum aan professionals om op te staan als ze dingen zagen die beter konden of aandacht verdienden. Jeroen Kloet kwam toen op het idee van het duoblog. Ook startte hij een intervisiegroep voor alle hulpverleners van GGz Breburg die willen werken met eigen ervaring. Het blog is ­hier te lezen.


Portretfoto (zwart-wit) van Jeroen Kloet

Jeroen Kloet volgde zijn opleiding tot arts in Rotterdam en verhuisde naar Tilburg voor de opleiding tot psychiater, die hij volgde bij GGz Breburg. Daar werkt hij nog steeds binnen het VIP-team. Hij schrijft blogs op PsychoseNet en heeft in 2017 het rondreizend Anti Stigma Café opgericht. Sinds zijn 17e kampt hij met stemmingsklachten en op zijn 23e werd een angststoornis vastgesteld. Op 42-jarige leeftijd volgde de diagnose bipolaire stoornis type 2.


Ariette van Reekum is psychiater en psycho-analyticus. Ze is werkzaam als bestuurder bij GGz Breburg en in een zelfstandige praktijk. Sinds januari 2015 is zij bestuurslid bij de NVvP. Ze vindt dat de psychiatrie een geweldig vak is dat nooit verveelt, en dat heilige huisjes er zijn om doorbroken te worden.