Perspectivistische lenigheid

  • 1 min.
  • Column
Portret (kleur) Niels Mulder

Sporten is niet mijn sterkste kant. Bewegen is belangrijk, en daarom lukt het me om iedere dag gemiddeld zo’n 7.000 stappen te zetten. Maar los van af en toe wat fietsen en tennissen met een clubje vrienden, heb je het dan ook wel gehad. Mijn fysieke lenigheid train ik dus maar weinig.

Liever ben ik aan het klussen of duik ik met m’n neus de boeken in. Kortgeleden kwam ik in een boek een heel ander gebruik van het woord lenigheid tegen.

De filosoof Lammert Kamphuis beschrijft in Verslaafd aan ons eigen gelijk het steeds maar vasthouden aan het eigen perspectief als een toenemend en groot maatschappelijk probleem. Hij introduceert daarom de term ‘perspectivistische lenigheid’: de soepelheid die nodig is om je te verplaatsen in het perspectief van de ander, en ook door je af en toe te laten overtuigen door de ander.

Dit gebrek aan lenigheid is mogelijk steeds actueler aan het worden. Bij heftige politieke discussies zoals over COVID-19, klimaat, stikstof en immigratie. En voor ons vak bijvoorbeeld over diagnostiek en classificatie, ontstaan en behandeling van psychiatrische aandoeningen, en zaken als privacy en dataverzameling.

Dan zijn er nog de discussies over waar het met onze sector naartoe moet en de – soms schijnbare – tegenstellingen tussen professionals, instellingen, verzekeraars en de politiek. De stelligheid die soms bij deze discussies optreedt, waarbij ook steeds vaker op de persoon wordt gespeeld, maken me steeds meer bewust van het belang van deze term. Tegelijkertijd, hoe goed je je ook in het perspectief van een ander kunt verplaatsen, verschillen in opvattingen horen erbij en zullen altijd blijven.

Komend Voorjaarscongres in april is ook zo’n plek waar ieder met verschillende ideeën naartoe gaat en opvattingen soms naast elkaar, maar soms ook tegenover elkaar staan. Ik wens ons daarbij veel perspectivistische lenigheid toe; wie weet tot wat voor acrobatische hoogstandjes dat kan leiden!